De Nederlandse overheid legt het nieuwe beleid uit op haar eigen website. De nieuwe wet is gebaseerd op een Europese richtlijn. Waar het in de kern op neerkomt is dat consumenten bij de aankoop van slimme apparaten, zoals smart tv’s en horloges, printers, camera’s en babyfoons, nu recht hebben op software- en beveiligingsupdates. Datzelfde geldt overigens voor games of apps en voor streamingdiensten.
Dat klinkt positief, maar helaas staat niet in de wet vastgelegd hoe lang de verkopers van dergelijke producten updates moeten aanbieden. De overheid wil dat dit geregeld wordt “op basis van proportionaliteit”. Oftewel: hetgeen redelijk is voor een consument. Duurdere producten, zoals wasmachines en televisies, ontvangen langer updates dan bijvoorbeeld simpele smartphonegames.
Daarnaast voert de wet een wijziging door in het kader van de zogenoemde omkering van bewijslast. De periode daarvoor was eerst zes maanden, maar is nu opgerekt tot een jaar. Binnen die periode moet de fabrikant kunnen aantonen dat het product in kwestie bij levering in orde was wanneer er problemen opduiken. Dit versterkt de positie van de consument; maar na die twaalf maanden ligt de bewijslast alsnog bij hen.
Hoewel dit allemaal positief klinkt, kunnen we ons voorstellen dat je je afvraagt waarom de overheid soms zulke vage taal gebruikt. Waarom staat er “op basis van proportionaliteit” en leveren ambtenaren niet gewoon een lijstje met apparaten, diensten en jaren aan, waar iedereen uit op kan maken hoe lang die producten software- en beveiligingsupdates krijgen?
Dat vergt wat uitleg. Wetgeving maken een aanpassen kost veel tijd. Voordat lidstaten in de Europese Unie over wetgeving kunnen stemmen, moeten de zaken goed bestudeerd worden en daarna door de voorstelronde komen. Gaan de staten akkoord, dan moeten de nieuwe richtlijnen uitgeschreven en daarna lokaal geïmplementeerd worden.
Verder krijg je te maken met het uitwerken van definities. Want wat is een televisie en wanneer valt die onder de regels? Wanneer je heel scherp gaat stellen wat wel of geen televisie is (of welk product dan ook), dan kan een fabrikant zich er gemakkelijk van af maken door niet binnen de grenzen van het begrip te opereren.
Dan kun je dus wel televisie kijken op zo’n apparaat, maar technisch gezien hoeft het geen televisie te zijn en dan hoeft een verkoper zich ook niet aan de regels te houden.